Het was koud, veel te koud voor de jongen om met alleen een vest buiten te lopen. Wynne wilde dat hij een jas had, maar die lag helaas niet in zijn kast met veel te grote kleding. Met de lange mouwen van zijn vest die hij normaal oprolde, had hij zijn handen bedekt en hij liep langzaam op het bankje af. Toen hij zag dat er al iemand zat - nee, er zat niet iemand, er lag iemand -, bleef hij even staan. De persoon had hem duidelijk niet opgemerkt en al was dat op zich niets nieuws voor Wynne, hij had er toch wel de behoefte aan om ergens te kunnen zitten. Wat kon het kwaad om het te vragen? Als de man nee zou zeggen zou hij gewoon weg lopen en naar binnen gaan. Hij liep om het bankje heen en ging met een vertwijfelde blik voor de man staan. 'Mag ik daar zitten?' vroeg hij, terwijl hij op het deel van het bankje wees dat in beslag genomen werd door de benen van de man.