Ze zat op een trap, dezelfde trap als waarop ze eerder gezeten had. Opnieuw nam ze de halve trede in beslag en opnieuw had ze haar schetsboek op schoot, waarop een potlood lag. Dit keer was het papier nog leeg. Ze had het potlood nog niet aangeraakt en keek met wat samengeknepen ogen naar de treden onder haar. Ze haatte dat joch, ze haatte hem omdat hij haar in het water had geduwd, ze haatte hem omdat hij zo'n enorm drama om zijn aansteker gemaakt had - oké, eigenlijk had Viënna dat gedaan, maar toch haatte ze hem ervoor - en ze haatte hem omdat hij Vincent had gekust. Nee, inderdaad, ze had geen problemen met relaties tussen mannen en nee, ze had inderdaad ook geen gevoelens voor Vincent - hij mocht haar dan wel gekust hebben, Viënna had gedacht dat hij gewoon een vriend was. Helaas leek Vincent voor dat joch - Eric? - te kiezen, en het leek er niet op dat Viënna ooit nog iets aan die twee zou hebben. Haar aansteker - Erics aansteker - lag nu op de bodem van de vijver en het had geen zin om hem op te vissen, hij zou het toch niet meer doen. Niet dat Viënna nog behoefte had aan aanstekers, nee, ze hoefde voorlopig geen aansteker meer te zien. Nog steeds vroeg ze zich af waarom ze Erics shirt in de fik gestoken had. Ze was kwaad geweest, inderdaad, maar was ze dit keer niet te ver gegaan? Nog nooit had ze iemand in de fik gestoken - niet met opzet, tenminste. Nog nooit had ze bewust de vlam van iemands eigen aansteker onder zijn shirt gehouden. Viënna wist niet meer wat haar ertoe had gezet dat ze, in aanwezigheid van Vincent, notabene, Erics shirt in brand had gestoken. "Omdat ik kwaad was," hield ze zichzelf voor, maar dat leek een slap excuus. Nee, niet omdat ze kwaad was. Ze wist precies waarom ze het gedaan had. Ze was gevaarlijk, ze was verslaafd aan vuur en dat was de reden waarom ze in dit gekkenhuis zat. Ze was gek geworden.