Noah zat in de eetzaal en at wat hem voorgeschoteld was. Daar diende een eetzaal toch voor? Om te eten? Nu was Noah er niet zeker van of het nu toegestaan was om ook buiten de eetzaal te eten. Hij bedoelde, had hij wel vaker gedaan. Maar niemand zei er iets op. Oftewel was het dus toegestaan, oftewel zag niemand hem. Beide opties konden. En het kon Noah geen reet schelen wat het nu was. Ja, hallo, hij had honger. Nu zat hij dus heel braafjes in de eetzaal zichzelf vol te stoppen. Noah had gewoon honger.
Wat viel erover te zeggen? Eigenlijk was Noah ietsje te laat voor het middageten – het was iets voor tweeën. Zuiders ritme. Het punt was dat ze hier niet in Italië zaten, dat Noah geen enkele band met het Zuiden onderhield en dus geen excuus had om dat ritme te gebruiken. Helaas, helaas. Nu ja, het maakte ook niet uit. Rond vijf voor twee kon je best eten. Alleen had Noah tegen dan zeker honger. Niemand kon het hem toch kwalijk nemen als hij at? Eten was voor de mens noodzakelijk. Puur toeval was het dat Noah ook menselijk was. Dat was excuus genoeg.